Taal weerspiegelt de culturele, politieke en seksuele gewoontes en gebruiken van de sprekers, zoals de verhouding tussen de genders, jong en oud, de dominante klasse en hun ondergeschikte, enzovoort. De onderliggende connotaties en implicaties laten zich in dat opzicht niet gemakkelijk veranderen. Zo werd er bijvoorbeeld vroeger traditiegetrouw van vrouwen geëist dat ze zich onderdanig of ondergeschikt opstelden tegenover mannen en zich tevens seksueel gematigd gedroegen. Seksuele gewoontes en gebruiken van bevolkingsgroepen die niet voldeden aan de historische rollen die aan mannen en vrouwen toebedeeld waren, werden sterk afgekeurd en bij tijd en wijle vervolgd.

Beroepen met een vrouwelijke vorm ondergewaardeerd

Beroepen en functies die een vrouwelijke vorm hadden, kregen niet zelden een maatschappelijke lagere waardering of zelfs een uitgesproken negatieve bijklank. Zo leidt een mannelijke directeur of leider een bedrijf, terwijl er in de vrouwelijke vorm, directrice en leidster, eerder aan een onderwijsinstelling of jeugdwerking gedacht wordt. Een secretaris was oorspronkelijk een raadsman die bekend was met de geheimen en vertrouwelijke correspondentie van een instantie. De functie secretaresse, die in de 19e eeuw opkwam, was daarentegen een assistente van een invloedrijke persoon (een zakenman of directeur).

Pas sinds de jaren ‘80 werd er in de omschrijvingen van vacatures steeds vaker om vaardigheden en kwalificaties gevraagd die niet geslachtsgebonden waren of tenminste met een toevoeging “m/v” nader aangeduid werden.

Bijvoegelijke naamwoorden verschillen in betekenis en bijklank voor mannen en vrouwen

Zelfs bijvoeglijke naamwoorden en kwalificaties konden in betekenis (én bijklank) voor mannen en vrouwen verschillen: zo was een publieke man iemand die onder het grote publiek bekend was, maar een publieke vrouw werd een eufemisme voor een vrouw die aan sekswerk doet. Een gemakkelijke man was sociaal vaardig, maar bij een gemakkelijke vrouw werd eerder gedacht dat ze seksueel toegankelijk was.

Mannelijke voornaamwoorden in algemene zin gebruikt

In het verleden werden mannelijke voornaamwoorden - zoals het woord hij of zijn - veelvuldig in algemene zin gebruikt, d.w.z. van toepassing geacht op zowel vrouwen als mannen. In praktijk is dit vaak nog steeds het geval in de huidige wetgeving en in godsdienstige praktijken en regels. De Amerikaanse feministen Casey Miller en Kate Swift behoorden tot de eerste critici die betoogden dat juist het gebruik van mannelijke persoonsvormen in teksten in gevallen waarin de sekse niet bekend is, voortgekomen zou zijn uit maatschappelijke vooroordelen die al bestonden terwijl de taal zich ontwikkelde. In hun visie bestendigde de Engelse taal een door mannen beheerste, patriarchale maatschappij. In de jaren 1970 schreven ze in het essay "Desexing the English Language" als eersten hierover, dat gevolgd werd door een handleiding voor minder seksistisch taalgebruik, The Handbook of Nonsexist writing. Zij wilden de bestaande taal hervormen die volgens hen seksistisch was.

De rol van de Rooms-Katholieke Kerk

Van overheidswege was er weinig tot geen interesse om (impliciete) verwijzingen naar gender in de administratie of bestuurlijke beslissingen onder de loep te nemen. Onder de verschillende instanties en instellingen was het opvallend dat juist in de Nederlandse Rooms-Katholieke Kerk neutraal taalgebruik onderwerp van discussie werd. In een advies uit 1991 werd geconstateerd dat "exclusief taalgebruik" (taalgebruik dat vrouwen uitsloot) zeer ingesleten en gewoon was geworden en dat aandacht nodig was om het uit te bannen.

Het werd van belang gevonden om de vrouwelijke en zorgende kant van God te benoemen, omdat deze kant ook in de Bijbel wordt beschreven. Er werd dan ook aanbevolen om niet meer te spreken over "Zijn wil", maar over "Gods wil". Verder was het advies onder meer om niet meer te spreken over "voorvaderen" maar over "voorouders" en bijvoorbeeld de meervoudsvorm te gebruiken. In plaats van "de gemiddelde parochiaan is trots op zijn kerk" werd het: "de meeste parochianen zijn trots op hun kerk". In de Willibrordvertaling van 1995 werd dan ook vrouwonvriendelijk taalgebruik geweerd.

Mannelijke benaming als inclusieve of generieke benaming gebruikt

De meeste talen met een grammaticaal gender kennen van oudsher de grammaticale regel dat de mannelijke benaming als inclusieve of generieke benaming wordt gebruikt voor groepen die uit beide genders bestaan, en de vrouwelijke vorm als exclusieve benaming geldt, en dus enkel naar vrouwen verwijst. Dit generieke of neutraliserende gebruik van de mannelijke vorm wordt steeds vaker gezien als discriminatoir ten aanzien van vrouwen en genderdiverse personen.

Talen met een grammaticaal gender zijn talen waarin zelfstandige naamwoorden altijd een grammaticaal geslacht hebben en waarin het geslacht van persoonlijke voornaamwoorden gewoonlijk overeenkomt met het geslacht van hetgeen waarnaar wordt verwezen. Naast talen met een grammaticaal gender (bv. Spaans) bestaan er ook talen met een natuurlijk gender (bv. Deens). Dit zijn talen waarin zelfstandige naamwoorden meestal genderneutraal zijn en er persoonlijke voornaamwoorden zijn voor elke gender. Tot slot bestaan er ook genderloze talen (bv. Hongaars) die geen grammaticaal gender en evenmin persoonlijke voornaamwoorden voor elk gender kennen.

Veel weerstand maar ook groeiende erkenning 

Diverse vormen van genderinclusief taalgebruik raakten pas in de 21ste eeuw meer ingeburgerd in geschreven en gesproken versies van vele talen. In 2015 werd bekend dat de Vlaamse overheid zou streven naar genderbewustzijn, onder andere op het gebied van de taal. De Franse gemeenschap publiceerde in 2020 een boeiende brochure ‘Inclure sans exclure’. En daarnaast ontwikkelt de Taalunie ook richtlijnen. In 2018 werkte Google aan het minder seksistisch maken van hun taalgebruik. Er werd een poging gedaan om vertaaldienst Google Translate te wijzigen, zodat zowel vrouwelijke als mannelijke vertalingen worden gegeven als zinnen van een genderneutrale taal worden vertaald naar talen waarin wel onderscheid in geslacht wordt gemaakt.

De rol van het Europees Parlement

Het Europees Parlement was in 2008 één van de eerste grote internationale spelers die meertalige richtsnoeren voor genderinclusief taalgebruik vastlegde en deze in 2018 hernieuwde. In de meertalige werkomgeving van het Europees Parlement brengen de beginselen van genderinclusieve taal met zich dat bij de verschillende officiële talen diverse strategieën moeten worden gehanteerd, naargelang de grammaticale kenmerken van de betrokken taal. Ook andere internationale instellingen zoals de Internationale Arbeidsorganisatie of de Verenigde Naties stelden richtlijnen op voor genderinclusief taalgebruik.

Internationale beweging

Het is duidelijk dat genderinclusieve taal geen nieuwe Vlaamse uitvinding is, maar veeleer een evolutie die zich op internationaal niveau afspeelt. Zowel taal als gender zijn nooit statisch en krijgen sinds oudsher door diverse culturen en gemeenschappen verschillende interpretaties en invullingen. Wat afwijkt van de norm of lang bestaande gebruiken in vraag stelt, roept steeds debat en weerstand op. Voor velen slaat de slinger door, anderen zien er dan weer opportuniteiten en kansen in. Hoe verhit het debat ook wordt in de toekomst, het staat wel vast dat de toenemende aandacht voor genderinclusieve taal op termijn zal leiden tot een collectief bewustzijn en vermindering van dominante genderstereotypes. En dat kom ons allen ten goede.

Laatst nagekeken op: .